Ik citeer een stukje smulwerktekst. Even ter intro: de (naamloze) ik-figuur, wars van de perverse hyperkapitalistische (nep)maatschappij, betreedt in zijn queeste het in luxueus nieuwe stijl verbouwde Dolfijnenhotel, waar hij reeds eerder (maar toen nog vervallen, shabby en mysterieus) was geweest.
... Zo'n dertig seconden later kwam ze terug in het gezelschap van een man van rond de veertig in een zwart pak. Overduidelijk een ervaren rot in het hotelwezen. Ik had voor mijn werk al meerdere keren met dergelijke figuren te maken gehad. Het ware rare jongens. Ze spreidden te allen tijde een glimlach tentoon, maar voor elke situatie een andere. Ze beschikten over wel vijfentwintig soorten. Van de beleefde onderkoelde grijns tot de voldane, maar perfect beheerste grimas. Die lachgradaties hadden allemaal een nummer, van één tot en met vijfentwintig. En die gebruikten ze afhankelijk van de situatie, alsof ze een gofstok uitkozen. Zulke types waren het.
'Hoe kan ik u helpen?' zei hij, terwijl hij me hoffelijk toeknikte met een lach ergens uit het middensegment van zijn repertoire. Mijn kledij leek geen al te beste indruk op hem te maken, want zijn glimlach zakte drie geledingen. Ik droeg een warm halflang jachtvest met bont aan de binnenkant (en een Keith Haring-badge op de borst gespeld), een wollen muts (het type dat het Alpenkorps van de Oostenrijkse landmacht draagt), een robuuste broek met tal van zakken en stevige werklaarzen bestemd om op besneeuwde wegen te wandelen. Het waren allemaal degelijke kwaliteitsproducten, practisch ook, maar een tikkeltje te heavy duty voor deze hotellobby. Maar dat was mijn schuld niet. Het ging om een verschil in levenswijze, een verschil in opvattingen. De man monsterde mijn Disneyhorloge met de blik van een dierenarts die de verstuikte voorpoot van een kat bestudeert...
In zijn boeken, tot op heden door mij gelezen, verkent hij de grenzen van het bewustzijn. Prachtig hoe Murakami schrijft over de saaiheid van het bestaan. Daartegenover heeft hij eveneens oog voor de verwondering.
Het was wederom lezend genieten en de volgende gedachte kwam spontaan bij me naar boven borrelen: er wordt continue strijd gevoerd. Een tweegevecht van ik en de wereld. Daar waar tweeheid is, is echter ook eenheid. Duel in dualiteit als tegenstelling tussen twee polen. Een polariteit in uitersten waarin beweging en leven onontkoombaar verbonden zijn.
Duelleren, schaken, schieten, schermen. Polemiek of duel per gitaar:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten