dinsdag 5 april 2011

Kafka



Bezeten van nageslacht zie ik in mijn tuin de vogels bezig met hun baltsgedrag. Het is een drukte van jewelste. De gelukkige vogelman die zijn uitverkorene heeft gevonden, distantieert zich van de rest en gaat samen met zijn geliefde op pad. Geheel in elkaar opgaande en de bekken gevuld met takjes en twijgjes bouwen ze aan hun nest. Als straks het kroost er is, moet er een veilig huis gebouwd zijn hoog in de boom.

Meer dan een decennia geleden liep ik door het Vondelpark. Op het gepiep afgaand, vond ik een jonge kauw in het struikgewas. Het hulpeloze diertje was kennelijk net uit het nest gevallen. In een opwelling had ik het beestje in mijn jaszak gestopt en mee naar huis genomen. Zijn verenkleed was pluizig en babyachtig. Hij moest nog met de hand gevoerd worden. Voortdurend opende hij zijn bekje en ging trillen met z’n vleugeltjes: uh…uh…uh, kreette hij. Alweer een hapje. Alles kauwde ik de kauw voor. En zoals de meeste vogels buitte ook hij dat uit. Zelfstandig eten kon hij allang maar hij bleef zich afhankelijk op- en aanstellen.
Ik had de merels in mijn tuin geobserveerd. De ouders vlogen af en aan en propten hun jong vol met allerlei lekkers totdat ze ineens weigerden voedsel te geven. Zeuren? Wegvliegen en zelfstandig zijn dat was de boodschap.
In navolging van de merels besloot ik hetzelfde te doen. Ik voerde hem niet meer.
De kleutertijd was aangebroken. Kafka was buitengewoon baldadig. In de keuken waar hij woonde, bleef niet veel meer overeind. Hij pikte, plunderde en sloopte alles wat hem voor de snavel kwam maar de vogel had mijn hart gestolen. Ondanks alles kon hij een behoorlijk potje breken. Ik had het bestek en het serviesgoed, de potten en de pannen in de kast gezet. Dagelijks mocht hij buiten zijn rondjes vliegen. Bij iedere ronde in de tuin maakte hij uitsloverig een snoekduik over mijn hoofd hard kra kra joelend en vloog uitbundig verder. 
Vooral zijn vernuft sprak me aan. Deze vogel zette zijn poot op iets en ging vervolgens het begeerde voorwerp te lijf: plukkend, timmerend en beukend. Als een specht hamerde hij erop los, of het nu een noot, pinda of een veiligheidsspeld was. Hij boorde met zijn scherpe snavel in een mum van tijd een gat in de schaal van een gekookt ei zodat hij zo snel mogelijk bij het begeerde eigeel kwam. 
Op de evolutieladder stond hij duidelijk hoger dan duif of kip. Zijn favoriete bezigheid was plonzen en plenzen in zijn badje totdat hij drijfnat op zijn stok wipte, zich uitschudde en zich opmaakte voor een uitgebreide poetsbeurt. Na het gladstrijken zag hij eruit om door een ringetje te halen. Zijn zwarte verenpak met blauwe gloed glom als een spiegel: een heus heertje. Vervolgens had je het eerste uur geen vogel aan hem. Hij was op één poot zittend in diepe rust verzonken.
Een jaar later, het voorjaar was aangebroken en Kafka in de puberteit, vloog hij weg. Drie keer cirkelde hij boven mijn hoofd om nooit weerom te komen.
Hij had duidelijk voor de vrijheid gekozen op zoek naar een mooi meisje. Ik werd geconfronteerd met hechten en loslaten. Deze vogel heeft symbool gestaan voor mijn idee van vrijheid.