woensdag 30 januari 2008

the waste land

In het kader van wereldgedichtendag droeg ik bij Eijlders een fragment voor uit ‘the waste land’ van T.S. Eliot. Dit weinig toegankelijke gedicht handelt over de teloorgang van de beschaving en de uitzichtloosheid van het bestaan.


Toortslicht rood op zwetende gezichten. IJzige stilte in de tuinen. Pijn op plaatsen van steen. Dreun van donder over verre bergen. Hij die onder de levenden was is nu dood. Wij die onder de levenden waren zijn nu stervende.

Hier is geen water, uitsluitend rots. Rots en geen water. En de zanderige weg, die zich slingerend omhoog zwoegt rond en rond en door en over de bergen, die bergen zijn van rots zonder water, als er water zou zijn, zouden we kunnen stoppen en drinken, tussen de rotsen kunnen we niet stoppen of denken, zweet is droog en voeten zakken weg in deze nu mulle zee van kompasloos ploegen, zand zonder uitzicht happen in cirkels - als er tenminste water was in deze rotsen, deze dode berg, mond vol verbeten tanden die niet kan spugen. Hier kan men niet staan, noch liggen of zitten. Er is zelfs geen stilte in de bergen, maar de droge, steriele donder zonder regen. Er is zelfs geen eenzaamheid in de bergen, maar botte, rode gezichten die sneren en sarren uit de deuren van gebarsten lemen hutten. Als er water zou zijn.

Wie is die derde die altijd naast jou loopt? Als ik tel, is er alleen jij en ik samen. Maar als ik voor mij kijk over de zanderige weg, is er altijd een ander die naast jou loopt.

Wat is dat geluid hoog in de lucht? Wie zijn die gemaskerde horden die zwermen over eindeloze vlakten? Barsten scheuren in de violette hemel. De torens vallen. Jeruzalem, Athene, Alexandrië, de muren bezwijken. Onwerkelijke (...).


Ilja Leonard Pfeijffer, 2002

vertaling door: Ilja Leonard Pfeijffer.
Hij heeft dit fragment gebruikt in zijn boek:  Een bekentenis, Rupert (p. 92-93) Weliswaar zonder bronvermelding. Werd gelijk van plagiaat beschuldigd maar noemt het zelf literair spel.

woensdag 23 januari 2008

blauwe knoop

geheelonthouder
met een zeer goed geheugen
dronk zijn eerste neut


 

donderdag 10 januari 2008

elegie voor café de Westertoren



Vanmiddag ging ik naar café de Westertoren om een Westmalle Tripel te drinken. Groot was mijn verwondering de deur op slot te vinden. Nog groter mijn verbazing, door het raam loerend, de bar gesloopt te zien. Verbouwereerd toen ik na enig speurwerk te horen kreeg dat de kroeg -zomaar- was verdwenen.
De fundering was aan het zakken en het pand stond op instorten, werd mij verteld.
Alweer een stuk nostalgie erbij en een mooi stuk eigen Amsterdam weg, drong het pijnlijk tot mij door.
Het publiek bestond uit een mengeling van een zooitje ongeregeld, eigenheimers, zonderlingen en randfiguren.
Erna, de uitbaatster van het café, zwaaide sinds de jaren zeventig daar de scepter. Jaren later met de onontbeerlijke hulp van haar dochter Lolita. Vrouwen met het hart op de goede plaats. Dat ze daar een sociale functie hadden, was duidelijk.
Voor iedereen een goed woord. De armoedzaaier mocht op de pof drinken, de alcoholist die zich had misdragen, kreeg een forse schrobbering en de agressieveling een duidelijke waarschuwing, alvorens hij een caféverbod kreeg van enkele weken. Ontheemden, eenzamen en verlaten zielen voelden zich hier thuis.
De dames hadden er flink de wind onder.
Ik kwam er graag en regelmatig. In geen enkel café voelde ik me zo veilig als hier.
Niemand viel je lastig, vooral daar een paar oudgedienden aan de bar zich geroepen voelden zich als edele ridder en beschermer te gedragen.
Nu kan ik heel goed m'n eigen vrouwtje staan maar deze charmanterie vertederde en werd bovendien op sommige momenten door mij gewaardeerd.
Op het terrasje voor het raam van de gevel zag je zomers de stamgasten zitten en op het grote terras aan de Prinsengracht zaten de toeristen. Je had een prachtig uitzicht op de Westertoren en ook kon je van hieruit zien dat Anne Frank de hele dag door bezoek kreeg.
Dit was het café vanuit de zestiger jaren, toen ik nog in de Jordaan woonde, waar ik veel herinneringen aan heb.
De feesten die daar werden gevierd, het dichten in de kroeg, de middagen doorzakken. De meeste kroegvrienden van toen die nu bijna allemaal dood zijn.
Weemoedig nam ik afscheid van alweer een stukje verleden.


                         Erna, de bardame