Ik was blij vandaag niets om handen te hebben op een bezoek bij buurvrouw Greta Grimm na. Het arme mens dat inmiddels de eerbare leeftijd van 95 had bereikt, was al jaren aan haar bed gekluisterd en wilde niet naar een verzorgingstehuis. Trouwens daar was toch geen plaats. Ze was zowel lichamelijk als geestelijk behoorlijk afgetakeld. Thuiszorg? Ho maar! Ze moest het doen met de door het rijk zo veel geloofde en geprezen mantelzorg. Familie, vrienden, kennissen en buren werden vriendelijk doch dringend verzocht aan te rukken.
In een vlaag van verstandsverbijstering had ik ooit de sleutel geaccepteerd van een familielid. Wil jij contactpersoon zijn, buurvrouw, jij woont pal naast haar, dat lijkt ons wel gemakkelijk.
Ja reuze makkelijk dacht ik later, toen ik de consequenties overzag van deze roekeloze instemming. Ik zat er aan vast voor lange tijd. Wie had kunnen bevroeden dat die ouwe taaie haar val van destijds al drie jaar lang zou overleven. Natuurlijk dacht iedereen dat de toen 92-jarige mevrouw Grimm het loodje zou leggen om het maar eens oneerbiedig te zeggen nadat ze vier dagen onderkoeld in haar huis in haar eigen uitwerpselen had gelegen. Op zich vond ik het niet zo erg een boodschapje voor haar te doen of een kopje thee te zetten. Haar eeuwige claimgedrag echter was bijna niet te verteren. Al haar fantastische verhalen en tirades van kliemen en klagen. Niets was goed of het deugde niet. Boodschappen neerzetten en er van door gaan, je kon het vergeten.
En dan te weten dat ik met Greta, het prototype van de ouwe vrijster, alweer bijna een kwart eeuw geleden, menig avondje gezellig was doorgezakt. Ze was toen lerares Duits en een interessante welbespraakte dame van goede Duitse komaf, een rots in de branding. Geregeld paste ze op mijn dochter als ik ‘s avonds uitging. Al op jeugdige leeftijd dreunde mijn oogappel vol trots het rijtje voorzetsels op die de vierde naamval regeren: durch - für - ohne - um - entlang - bis - gegen - wieder. Het mag gezegd worden, dankzij Greta spreekt ze bijna vlekkeloos Duits.
Deze dagelijkse zorg nu voelde ik als een verplichting die ik bijna niet meer kon opbrengen. De kring van hulpvaardigen werd hoe langer hoe kleiner. Moest ik Greta nou aan haar eenzaamheid overlaten. Dat was dus het lot of noodlot als je ouder werd, ten prooi vallen aan de willekeur van een passant. Gruwelijk. De hoogbejaarde vrouw was de laatste tijd wel erg wantrouwig. Ze ‘zag’ donkere mannen door haar tuin lopen, inbrekers en ander gespuis in de bomen zitten en mannen met witte jassen aan die haar weg wilden komen halen.
Nee mevrouw Grimm, zei ik, uw deur zit goed op slot en er kan niemand in uw tuin komen.
Je liegt, je liegt, gilde ze over haar toeren met overslaande stem alsof ik in een tegen haar beraamd complot zat. Jullie spannen allemaal samen, allemaal tegen mij, jullie willen mij opsluiten, brieste Grimm met verwijtende blik en het schuim op de lippen.
Eigenlijk had ik er schoon genoeg van maar ik had haar ooit beloofd zolang het binnen mijn vermogen zou liggen haar buiten het bejaardentehuis te houden. Greta wilde thuis sterven.
Voor wat hoort wat maar voor hoe lang nog. Nooit meer zou ik ooit nog eens zo’n belofte doen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten