woensdag 25 januari 2012

de vampier


door Charles Baudelaire

Jij die, om er te wonen, in
Mijn klagend hart drong, erin binnen
Gleed als een dolk, die buiten zinnen,
Sterk als een troep demonen in
Mijn geest, vernederd en bezeten,
Je bed spreidt en je wereld vindt,
-Jij eerloos wezen, dat mij bindt
Zoals een tuchthuisboef zijn keten,
Zoals een felle speler ‘t spel,
Zoals de maden een stuk aas en
De dronkelap een stoet van glazen.
-Vervloekt, jij schepsel uit de hel.
Ik smeekte tot het snelle zwaard
Om vrijheid voor mij af te dwingen,
Het gif, verraderlijk van aard,
Vroeg ik mijn lafheid te bedwingen.
Helaas! Het gif en ook het zwaard
Zagen mij honend aan en zeiden:
‘Jij met je vloek bent het niet waard
Je van je knechtschap te bevrijden,
Want, imbeciel! – als wij je hier
Je vrijheid zouden gaan hergeven,
Wekte jouw kus toch weer tot leven
Het oud karkas van je vampier!’

uit: de bloemen van het kwaad

1 opmerking:

  1. Ja Es als we niet zulke vasthoudende imbecielen waren kenden we vrijheid.
    Mooi dit.

    BeantwoordenVerwijderen