maandag 23 januari 2012

memoires der vijftiger jaren

In Amsterdam ben ik geboren en getogen. Mijn jeugd, tot mijn negentiende, heb ik doorgebracht in de Rivierenbuurt. Veel bebouwing is daar te vinden in de stijl van de Amsterdamse School.

Ik woonde in de Vechtstraat alwaar ik ook op school zat en wel op de Sint Catharina meisjesschool bij de nonnen.
Er zaten genieperds tussen. Ik vond het daar verschrikkelijk. Als je een lange broek aan had moest daar altijd een rok overheen. Netjes, keurig en vooral zedig. Ik kan me herinneren dat ik weleens -stiekem- door zo'n azijnpisser geknepen werd.
Zuster Catharina, het hoofd der school, voelde zich god zelve. Als zij, met haar autoritaire houding de klas binnen schreed, moesten we gaan staan en verwaardigde hare hoogheid met een zelfingenomen knik dat we weer mochten gaan zitten wanneer het haar zinde.
Je kon een speld horen vallen als ze voor de klas stond. Een en al gezag. In de Thomas van Aquinokerk in de Rijnstraat, inmiddels afgebroken en vervangen door flats, kweelde ze tijdens de pontificale hoogmis met haar zalvende stem nét een half toontje hoger.
Ik speelde vaak en graag op straat. Mijn dag kon niet meer stuk als -bij uitzondering- mijn poppenwagen op straat mocht. Zodra ik de hoek om was en uit het alziend oog van mijn moeder gooide ik de poppen eruit en ging er zelf inzitten. Dan commandeerde ik mijn vriendjes het wagentje te duwen zo hard ze konden.
Zonder al te veel gevaar deden we op de rijweg slagbal met rondjes. Veel auto's waren er nog niet. Spoorzoekertje en diefje met verlos behoorden bij ons favoriete vermaak net als springen, tollen, knikkeren en steltlopen. Met brandende fakkels van krantenpapier renden we door de straat, op goed geluk dat mijn ouders het niet zagen want anders kreeg ik een uitbrander: Veel te gevaarlijk, kind.
Ik was een wildebras. Dagelijks geschaafde knieën van het klauteren en klimmen.
Aan het einde van de straat begon het buitenleven. Het landje heette dat.
Daar mocht ik absoluut niet heen van mijn ouders. Naar verluidt liepen op de Ringdijk allerlei enge mannen: kinderlokkers, pedofielen, gluurders en potloodventers, de zogenaamde exhibitionisten. Mijn vriendjes en ik zochten tegen alle regels in het verbodene op.
Op onze beurt gingen we vieze mannen voyeren. We slopen naar verboden plaatsen en waren getuigen van een man die masturberend een vrijend paartje aan het begluren was of zagen latente homofielen die het met andere mannen deden.
Als je even doorliep kwam je uit bij de Boerenwetering waar ik met m'n friese doorlopers heel wat winters heb geschaatst. Bij flinke vorst, ik herinner me wel zo'n twintig graden onder nul, ging ik met mijn vader over de Amstel schaatsen. Kranten onder onze truien vanwege de barre kou.
In het 'De Mirandabad' heb ik de meest gruwelijke herinneringen aan de zwemles. Eerst het bekende droogzwemmen en daarna spartelen aan de hengel. Het heeft jaren geduurd eer ik enigszins onbevreesd het water in durfde te stappen.
Ik ben nog steeds geen waterrat en sport is sowieso niet aan mij besteed.




4 opmerkingen:

  1. Es,

    Veel herkenbaars uit dezelfde tijd, wij hadden aan het eind van de straat ook het boerenveldje, alwaar wij onze voetbalwedstrijden hielden tegen teams uit andere straten.
    De "enge" mannen waren er waarschijnlijk wel, maar die kwamen wij in het openbaar niet tegen.

    Groet je S,

    jeer

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Es,

      Onze activiteiten hebben elkaar gekruist, maar je hebt toestemming!

      jeer

      Verwijderen
  2. Prachtig Es.
    Wat hebben we weinig gemeen hahaha en wat is ook dat mooi. Het enige dat ik herken is de watervrees.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. zeno5.2.12

    Geeft een zeer herkenbaar tijdsbeeld weer.

    BeantwoordenVerwijderen