donderdag 1 maart 2012

Koningin der duisternis

Haar melancholieke bruine ogen liggen diep verzonken in een gezicht met hoge jukbeenderen. 
-Volgens mij ken ik je van heel lang geleden, denk maar goed na, zegt ze tegen mij met lage stem.
De ogen komen me vaag bekend voor maar dat is ook alles. Ik heb deze vrouw eerder ontmoet maar waar?
-Geef me even een hint, vraag ik. 
Als een gek graaf ik door mijn verleden. Beelden schuiven over elkaar heen. Opeens zie ik diezelfde ogen in een onzeker smal jongensgezicht.
-Adje… eh Spicht... zeg ik. Ik zie het voor me in een flits. 
We waren ongeveer negen jaar. Tegenover ons woonde een gezin met allemaal meiden en één jongen: Adje. Ik herinner me weer dat Adje gepest werd zowel thuis door zijn zussen als op straat. Ik weet nog dat hij een moederskindje was. Bij het minste of geringste moest hij huilen en rende dan naar huis. 
Papkindje noemden ze hem. We deden spelletjes met elkaar op straat. Hij wilde met ons, de meisjes, spelen. Adje was de pineut, hij moest 'm altijd zijn, met verstoppertje en krijgertje. Bij touwtje springen was hij aan 't slingeren en met balspel gooide hij de bal net als de meisjes: onderhands.
Dit is dus Adje getransformeerd tot Adrienne zoals zij zich heeft voorgesteld.
-Ja, glimlacht ze, jij was toen mijn jeugdvriendinnetje. Plotseling verhuisden jullie. Ik vond het verschrikkelijk. Ik was in die tijd een bangerik maar jij nam het vaak voor me op en sloeg erop los wanneer ik gepest werd. Na jouw vertrek heb ik me een tijd erg alleen gevoeld in die boze buitenwereld.
Ik kan het me allemaal weer herinneren. Het is echter nooit tot me doorgedrongen dat hij zo op me gesteld was. Ik weet dat ik altijd al een hekel heb gehad aan treiteren en pesten en met hem te doen had als kind zijnde. Hij straalde een diepe eenzaamheid uit wat me destijds met deernis vervulde.
-Verrassend Adrienne om je nu weer te ontmoeten.
-Ik behoor tot de zogenaamde genderdysforen. Eigenlijk heb ik me altijd zeer slecht gevoeld in dat mannenlichaam. Langzamerhand begon bij mij het plan te rijpen tot geslachtsverandering. Toen ik eenmaal gekozen had voor transseksuele operaties ben ik een ander mens geworden, een vrouw zoals je ziet.
-Ik moet zeggen dat je daar aardig in geslaagd bent, je bent een charmante zelfbewuste vrouw geworden.
Opmerkzaam neem ik haar op. 
-Ik wil je even goed bekijken, jouw gezicht van toen zie ik nu zo weer voor me. Hoeveel zussen had jij eigenlijk? Volgens mij ben ik nooit bij je thuis geweest en voor zover ik het me nog herinner, hing er een geheimzinnige waas rond jouw familie. Ik heb het nooit goed kunnen plaatsen.
-Ik mocht nooit iemand mee naar huis nemen, dat klopt. Mijn moeder zei dat het huis al zo vol was en als je geïnteresseerd bent om alsnog mijn familieverhaal te horen wil ik je dat wel vertellen.
Natuurlijk wil ik dat weten en Adrienne steekt van wal. 
-Het viel niet mee, met zes zussen boven mij. Wat waren ze blij met me, zeg. Nummer zeven van de mannelijke kunne, kon mijn vader plechtstatig zeggen. Dat kunne begreep ik nooit zo want ik kon niet veel. Alles werd me uit handen genomen, initiatief mocht ik nauwelijks ontwikkelen. Men noemde ons de familie Spicht. Dat kwam doordat mijn zussen van die uitgemergelde grietjes waren. Ze hadden het uiterlijk en waren het evenbeeld van mijn zeer dominante moeder. Behalve mijn oudste zus Tonnie. Zij was een vaderskind, wellicht omdat ze zo op hem leek en altijd door hem werd voorgetrokken. Als ze me weer eens voor pantoffelheld uitschold, kruiste ik mijn vingers en gilde: sliep uit, sliep uit, klein vet monstertje. Dan moest ik maken dat ik weg kwam want Tonnie kon met haar korte kromme beentjes hard lopen.
Soms werd ik opgevangen door mijn andere zussen die pesterig begonnen te zingen: Adje is met zijn gatje in het water gevallen. Daar moest ik erg van huilen. Als mijn moeder dan in de buurt was, trok ze me troostend op schoot en drukte mijn hoofd tegen haar borsten. Op schoot zitten vond ik heerlijk want ik was een moederskind. Als mijn vader getuige was van dit tafereel schudde hij zorgelijk zijn hoofd en zei: je maakt van Adje een watje vrouw, het wordt tijd dat hij Adrie gaat heten zoals ik, we maken nog eens een flinke vent van hem, nietwaar kerel. Dan gaf hij me een flinke stoot tegen mijn bovenarm. Au, dat deed pijn. Eigenlijk moest ik dan weer huilen, ik wilde geen flinke vent zijn en er ook geen een worden. 
Dagelijks, als mijn moeder er even niet was, werd ik gepest: lulletje rozenwater of held op sokken, riepen mijn zussen me toe. Dan trok ik me terug in de bezemkast, daar deelde ik mijn verdriet en eenzaamheid met de zwabber, de bezem en het stoffer en blik. Als mijn zussen goed gehumeurd waren, dosten ze me uit. Daar heb ik mooie herinneringen aan. Ik mocht dan op een stoel staan. Ze omhulden me met voiles en vitrage, een kroon van karton op mijn hoofd en met oorbellen en sieraden van moeder omhangen noemden ze mij hun prinsesje. Als ik met lippenstift en rouge werd opgesmukt voelde ik me even van koninklijke bloede totdat Tonnie, die zich altijd achtergesteld voelde en alles verpestte, erbij kwam en mij begon te sarren met: Mietje, Mietje, driewerf Mietje. Mijn andere zussen begonnen in koor boosaardig te grijnzen. Flikker op allemaal, krijste ik dan en vloog onmiddellijk naar mijn bezemkast.
Toen mijn moeder overleed heb ik gebroken met mijn familie. Ik was dat gesar zat. Verzoenen kon en wilde ik me niet meer. Ik ben nooit Adrie junior geworden zoals mijn vader zaliger graag gezien zou hebben, verzucht zij. Toch is Adje wat geworden. 
Er speelt een glimlach om haar lippen, vol weemoed en verlangen. Adje is Adrienne, de koningin, de koningin der duisternis.

4 opmerkingen:

  1. Es,

    Het is en blijft een bijzonder verhaal.
    Ik herinner het mij nog uit de verborgen jaargangen.

    Een goed weekend.

    Groet je S,

    jeer

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ik ook, maar het is een goed verhaal en waard om nogmaals gelezen te worden.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. zeno5.3.12

    Prachtig. Is dit verhaal autobiografisch?

    BeantwoordenVerwijderen