woensdag 30 november 2011

de godsformule

auteur: José Rodriques Dos Santos
Van de cover:
... Op de trappen van het Museum van Oudheden in Caïro wordt Tomás Noronha aangesproken door een hem onbekende vrouw uit Iran, die hem een kopie aanbiedt van een raadselachtig manuscript. Deze onverwachte ontmoeting markeert het begin van een reeks bloedstollende gebeurtenissen, waardoor Tomás tegen zijn zin betrokken raakt bij het Iraanse nucleaire ontwikkelingsprogramma.
Bij toeval komt hij een geheime ontdekking van Albert Einstein op het spoor, een vondst die hem naar het grootste van alle mysteries voert: het wetenschappelijk bewijs van het bestaan van God.
De godsformule is niet alleen een originele spionagethriller maar ook een fundamentele zoektocht naar de plaats van de mens in het heelal...

***
Met een zucht van ultieme voldoening sloeg ik het boek, 548 pagina's tellend, dicht.  

In de jaren zeventig/tachtig kocht en las ik de boeken:
Op zoek naar Schrödingers kat. Hierin beschrijft John Gribbin alle aspecten van de quantummechanica en laat hij je kennis maken met de geschiedenis van de moderne fysica en de belangrijkste figuren daarin zoals Einstein en Bohr. Een bizarre wereld van atomen, reizen in de tijd en het ontstaan van het heelal, een wereld vol paradoxen en mysteries.
De tao van fysica. Hierin tracht Fritjof Capra een brug te slaan tussen de diepzinnigste inzichten van de quantummechanica en die van de oosterse filosofie.
Dit alles om me te verdiepen in de quantumfysica en het fascinerende verschijnsel over het ontstaan van het universum. Toch waren deze boeken destijds vrij ingewikkeld te lezen voor een leek als ik.
 
Welnu, de godsformule is een roman waarin fenomen zoals o.a. relativiteitstheorie, kwantumtheorie, big bang, alfa en omega, vrije wil, tijd en ruimte, oorzaak en gevolg, zwaartekracht en elektromagnetische kracht aan de orde komen. En dat beschreven in een dialoog tussen wetenschapper en historicus waarbij de theorie van de natuurkunde op een zeer verstaanbare wijze wordt aangereikt.
Je zou kunnen zeggen: een uitleg voor dummies in een spannend, intrigerend en leerzaam verhaal.
Na de nodige reizen komt Tomás Noronha, Portugese cryptoloog en hoogleraar geschiedenis, met de Iranese natuurkundige en kernfysica  Ariana Pakravan in Tibet terecht. Op hun queeste naar de ontcijfering van de formule van Einstein bezoeken ze de bodhisattva Tenzing Thubten die in de jaren veertig wis- en natuurkunde heeft gestudeerd aan de universiteit van Columbia en persoonlijke betrokkenheid had met Albert Einstein. 

Bovendien in hoofdstuk XXXIII een fascinerende passage waarin de parallellen tussen westerse wetenschap en oosterse filosofie en mysticisme beschreven wordt. 

José Rodriques dos Santos: De godsformule
vertaling uit het Portugees : Kitty Pouwels
uitgeverij: Querido
2008

zaterdag 26 november 2011

donderdag 24 november 2011

travestiet

Deze week complimenteerde ik een goede kennis omdat ze een fraaie rok aanhad. Na een milde glimlach kreeg ik haar reactie.
- Ik ken je nu al jaren Es, maar ik zie jou altijd maar in een broek lopen.
Ik vertelde haar dat ik er uit zou zien als een travestiet met een rok aan. Haar eerste vraag was het waarom.
- Mijn vormen zijn niet zo vrouwelijk wat ikzelf overigens wel charmant vind.
- Je kunt dat toch verhullen met wat wijd zittende rokken, suggereerde ze.
- Ik heb helemaal geen zin om maar iets te verhullen en bovendien heb ik dan nog met mijn houding, loop, gedrag en manifestatie te maken.
In mijn jonge jaren werkte ik bij Sluizer, een eetcafé in de Utrechtsestraat, waar vrij veel nichten kwamen. Als ze me van achteren zagen, hoorde ik vaak een bewonderend: wat een lekker jongenskontje. Als ik me dan omdraaide hoorde ik een hilarische gil: ohhhh 't is een meid!
Toch is mijn testosterongehalte kennelijk niet extreem hoog aangezien ik met m'n enigszins mannelijke uitstraling me nooit seksueel tot vrouwen aangetrokken heb gevoeld. 
Als kind speelde ik graag met jongens. Ik was een wildebras. Dagelijks kapotte knieën en geschaafde armen van het klimmen en klauteren. Met een brandende fakkel door de straat rennen en thuis op m'n duvel krijgen omdat ik zo naar rook stonk. Het getrut van meisjes vond ik maar niks. Mijn dag kon niet meer stuk als ik met mijn poppenwagen naar buiten mocht. Zo gauw ik de hoek van de straat om was en uit het alziend oog van mijn moeder was verdwenen, gooide ik de poppen uit het wagentje en ging er zelf inzitten. Dan commandeerde ik mijn respectievelijke vriendje het wagentje te duwen zo hard hij kon.
Eigenlijk voel ik mezelf een mannenvrouw. Ik kan buitengewoon goed met de meeste heren overweg. Per definitie als het een platonische relatie is. Vaak heb ik van mijn mannelijke vrienden gehoord dat ze zo'n leuke vriendschap met mij hebben. Seks gooit doorgaans altijd weer roet in het eten. De verliefde man wordt dan opeens opeisend en jaloers. Doet er alles aan om me in mijn vrijheid te beperken en als ik daardoor helemaal m'n eigen liederlijke gangetje wil gaan, is het hek van de dam. Eerst een teleurgesteld gezicht. Als dat niet werkt komen de verwijten, daarna het sarcasme en ligt het cynisme om de hoek. Al mijn relaties zijn dan ook met het nodige geweld beëindigd. Ik heb het nooit gepresteerd om met welke ex "goede vrienden" te blijven. Sommigen wilden ineens in relatietherapie en als dat niet hielp dachten ze met stalken hun doel te bereiken. Nu ben ik allergisch voor wat voor therapie dan ook en dwang staat al helemaal niet in mijn woordenboek. Ik los mijn eigen zaakjes zelf wel op.

zondag 20 november 2011

jij gaat me dat even vertellen

en nog wel ongevraagd, repliceert zij
een vage kriebel wegkrabbend

ja, je moet...
ik heb een hekel aan moeten, spreekt zij met lichte spot

nou ja, je mag niet...
en mogen is ook niet te verteren, grimlacht zij

zullen we dan samen...
daar kom je nu te laat mee
dag mevrouw Von Kerkhoff

donderdag 17 november 2011

geschiedenis van een idioot door hemzelf verteld

Het lezen van Dagboek van een vernederd man van Felix de Azúa inspireerde me dusdanig dat ik me onmiddellijk naar de bibliotheek spoedde om daar het andere boek Geschiedenis van een idioot door hemzelf verteld uit de kast te trekken. Helaas was het boekje al sinds 1995 zoek. In de reguliere boekhandel was dit exemplaar niet verkrijgbaar. Na enig googelen kwam ik bij antiquariaat Franke & Seij terecht die het mij voor vijf euro toestuurde.
Binnen een paar dagen was het in huis en ik zette alles aan de kant om dit 101 pagina tellend boekje te proeven want verorberen daar was geen sprake van. Ik zou het woord voor woord tot me nemen en deze zoektocht naar de illusie van het geluk genieten.
En zo geschiedde.

Allereerst de tekst van de cover:
... Wij zijn allen bevangen door de illusie van het geluk: we dromen van paradijzen op aarde, van harmonieuze relaties, van bevredigend werk. De hoofdpersoon van Azúa's roman wil niet zozeer die illusie doorbreken maar haar onderzoeken. Hij maakt van zijn leven een queeste naar de betekenis van het begrip geluk.
De kindertijd, de school, de universiteit, seks, politiek, zij alle worden in de loop van de tijd op de ontleedtafel van deze ironische en filosofische Don Quichot gelegd. Na een flirt met de dood moet ten slotte ook de kunst het ontgelden. De schrijver verwijst onder andere met satirische zelfspot naar zijn eigen literaire loopbaan. Azúa's zoektocht leidt tot een amusante maar tegelijk onverbiddelijke ontmaskering van de 'ideologie van het geluk'...


***

Een uitstekende vertaling (1986) van Barber van de Pol. Helaas is dit het tweede en laatste Nederlands vertaalde stuk vakmanschap waarvan ik eveneens bijzonder heb genoten.

Enige reacties op dit boek waar ik niets meer aan toe te voegen heb omdat hiermee al het nodige gezegd is:

Dit boek realiseert zijn denkbeelden via glasheldere zelfironie, via bijtende esthetische reflectie, via hekelende parodieën op het taalgebruik en idioom van de in intellectuele kringen. (Il Mattino)
De schrijver stelt met een meedogenloze opgewektheid de komedie van het geluk aan de kaak. Een wanhoop die aanzet tot levenslust. (Nouvel Observateur)

De eerste twee en een halve pagina lezende, zit je er onmiddellijk in en is de toon gezet. Ik citeer:

Als ik wel eens stuit op foto's uit mijn kindertijd, wat al een poos niet is gebeurd, verbaas en erger ik me altijd over dezelfde curieuze bijzonderheid. Op allemaal - tien, twintig foto's die mij laten zien vanaf het doopvont tot aan mijn zesde of zevende levensjaar- sta ik afgebeeld met dezelfde, onuitstaanbare glimlach. Die glimlach is steeds in alle opzichten identiek, alsof het om een masker gaat, alsof hij losstaat van mijn werkelijke stemming. Dit onmiskenbare teken van lafhartigheid heeft mijn leven, een van de ongelukkigste die ik ken, gestuurd, en steevast in dezelfde richting. Vanaf mijn eerste indrukken wist ik dat ik verplicht was een aanhoudend geluk voor te wenden en dat een gelaatsuitdrukking die daar bij paste net datgene was waardoor ik kon overleven, de enige burcht waarin ik me veilig zou voelen voor de talloze aanvallen met mij als doelwit. En inderdaad heeft een halsstarrig, constant voorgewend geluk mij in staat gesteld het er tot op heden levend af te brengen, zij het tegen de prijs van vreselijke kwellingen en grenzeloze verveling. Toch stel ik me liever niet voor wat er was gebeurd als ik openlijk had laten merken hoezeer ik niet gelukkig was en hoe weinig behoefte ik eraan had het wel te zijn.
Ik herinner me nagenoeg niets van mijn kindertijd en dat brengt mij op de gedachte dat die tijd, heel anders dan in het geval van bijna alle ander mensen, wier oude dag is vervuld van gelukkige herinneringen aan hun vroegste jeugd, in mijn geval grijs, saai, bureaucratisch en abstract was. Zo is het enige speelkameraadje dat ik me min of meer concreet herinner dankzij het feit dat hij op drie of vier foto's naast mij staat in een ernstige, waardige, grootmoedige pose, een volmaakt onbekende, van wie ik de naam zou zijn vergeten als hij niet enkele jaren geleden met een schotwond in zijn nek, als een pakketje opgevouwen, naakt, weer was opgedoken in de kofferruimte van zijn eigen auto die geparkeerd stond bij het vliegveld. Hij lag daar al twee dagen en werd ontdekt door zijn vrouw toen deze besloot dat het tijd werd om de wagen terug te halen, zoals mij niet zonder enige morbiditeit werd verteld. Deze nobele, gewelddadige dood, waar mijn huidige vegetatieve doodsstrijd schril tegen afsteekt, geeft een duidelijke betekenis aan die serene, fiere figuur naast dat wurm van drie dat ik, hoe ik het ook wend of keer, als mijzelf moet erkennen.
De kindertijd was voor mij net zoiets als de militaire dienst; iets onontkoombaars dat werd afgekondigd in de Staatscourant en zijn beslag kreeg tijdens twee plechtigheden, te weten de oproep en de eed op de vlag. Over de oproep kan ik niets melden, omdat ik niet beschik over de vereiste informatie, maar ik weet wel dat ik knarsetandend ter wereld kwam, en de eed op de vlag vond plaats op de dag dat ik voor het eerst een lel om mijn oren kreeg - naar het schijnt omdat ik publiekelijke het woord 'kut' had gebezigd dat ik nauwelijks met iets anders in verband kon brengen dan met 'grut', want dat gebruikten volwassenen nog al eens als ze, in de war gebracht door mijn eeuwige glimlach naar mijn leeftijd informeerden. Een lel om mijn oren, die mij nog scherp bijstaat vanwege de nabijheid van een deur die ik moest vastgrijpen om niet op de grond te vallen. Dat beslissende voorval bracht mij in aanraking met enkele uitersten van het geluk, waar ik later volop mee te maken heb gekregen. Op deze eerste confrontatie met een van buitenaf opgelegde definitie van jezelf, met dat Object dat ons voor afdoende bezwaren plaatst, met het begrip autoriteit, volgden talloze soortgelijke confrontaties, want ik was een van de als kind en puber meest geslagen burgers die de zogeheten Catalaanse burgerij heeft voortgebracht.
In ieder geval had die lel, die uit de hemel viel als een zaak zonder oorzaak, als een Prima Causa, iets dat op zichzelf onbegrijpelijk was maar al mijn toekomstige begrip zou ordenen, een algeheel vormende uitwerking, want ik maakte kennis met het verschijnsel bedachtzaamheid, met de blik die je van buitenaf in de gaten houdt, en met het besef dat je je glimlach geen minuut mag verwaarlozen als je niet het loodje wilt leggen in een wereld die is ingericht volgens een paar wetten waarvan ik al direct zag dat ze weinig ruimte lieten om je ongeluk kenbaar te maken, wilde je daar enig profijt van hebben. Dus besloot ik op mijn vijfde een volmaakte geluksveinzer te worden, een beroepsgelukkige, en tegelijk startte ik mijn befaamde onderzoek naar de inhoud van datzelfde geluk...

***
Bronvermelding:
Félix de Azua: Geschiedenis van een idioot door hemzelf verteld
vertaling uit het Spaans: Barber van de Pol
Uitgeverij: Contact
1989

donderdag 10 november 2011

noodsprong

Of ik nou om half acht in de ochtend wakker wordt van een geluid in de tuin of iets anders, kan ik me niet herinneren. Wanneer ik door de gang loop, zie ik nog net het schijnsel van alarmlichten door het raam. Vervolgens staat de straat vol met 112 wagens.
De eerste kijkers hebben zich al gemeld.
In de tuin bij de buren wemelt het van politie- en ambulancevolk en vaag zie ik op nog geen tien meter afstand van mijn schutting een paar witte benen tussen de struiken liggen.
Vluchtig in de kleren geschoten ga ik naar hiernaast. Buurvrouw met een wit verschrikt gezicht vertelt mij dat ze een doffe klap en enig gekreun hoorde en daarna stilte.
Ook ik kijk of ik de persoon wellicht zou kunnen herkennen. Ik zie een onbekende jongeman in korte broek liggen, zijn gezicht half verborgen in het groen.
Geruchten gaan dat hij wellicht van het dak zou zijn gesprongen. Misdaad zal moeten worden uitgesloten.
Iedere leek kan zien dat het om een lijk gaat dus het ambulancepersoneel vertrekt.
Ik ga nog maar even naar bed hoewel er van slapen weinig komt want het 'grote beschouwen' is toegeslagen.
Wat beweegt iemand om van het dak te springen. Het getuigt toch van grote triestheid als een mens dergelijke gruwelijkheid moet uithalen om een eind aan zijn bestaan te maken. Dat men het leven zat is, of niet meer mee wil doen in deze maatschappij of eeuwig depressief is waardoor er geen enkel lichtpuntje aan de verre horizon te bespeuren valt, kan ik me nog voorstellen. Ondanks alle ideeën over zelfdoding pleit ik voor een mogelijkheid om op humane wijze er een eind aan te kunnen maken wanneer leven lijden wordt.
Een uur later cirkelt met veel geraas de politiehelikopter boven ons huis, waarschijnlijk om foto- of filmopnames te maken.
Rond tien uur, mijn sponde verlatend, zijn de specialisten van de forensische opsporing gekomen en zie ik- althans dat denk ik want hij is de enige die in burger is- de patholoog-anatoom onderzoek verrichten. Over de inmiddels van kleding ontdane jongeman staat een tent zodat niet iedereen op de balkons kan meekijken naar het drama.
Rond half twaalf is de lijkwagen gearriveerd en wordt de dode door twee kraaien op de brancard gelegd en afgevoerd naar het mortuarium.

woensdag 2 november 2011

dagboek van een vernederd man

Van de cover:
... Wie kan er nog een gewoon leven leiden in een wereld die gevuld is met grote gedachten, hemelbestormende ideologieën en navolgbare prestaties? Een wereld die bovendien bepaald wordt door platheid en zinloosheid?
De hoofdpersoon in dit boek doet er een poging toe. De geest en het denken -de verstoorders van de naïviteit en de directheid- zweert hij af, maar ook de weg van de minste weerstand, die leidt tot het laffe meedrijven op de golven van de leegte, kiest hij niet. De vernederde man besluit te streven naar de echte banaliteit en probeert zo de waardigheid te bereiken van de volstrekt onbetekenende mens. Van zijn ontwikkeling doet hij verslag in zijn dagboek, dat precies negen maanden beslaat.
De lezer volgt hem op zijn tochten door de stad, ontmoet met hem duistere lieden uit de onderwereld en een gevaarlijke cijferaar voor wie de man gaat werken. Ook de overpeinzingen van de vernederde krijgt de lezer onder ogen, notities over de problemen om betaalde moordenaars te vinden, de mogelijkheid wettige kinderen te krijgen en over de dodelijke gevolgen van het lezen, de schone kunsten en intelligentie.
Maar lukt het de hoofdpersoon na negen maanden te bereiken wat hij zich ten doel heeft gesteld? ...

***
Dagboek van een vernederd man, geschreven door Félix de Azúa.
Ook dit boek is wederom een aanrader, vol filosofische beschouwingen en heldere zelfspot met bovendien een scherpe en kritische kijk op maatschappij, kunst, cultuur en godsdienst. Uitstekend vertaald door Mariolein Sabarte Belacortu. Ik heb ervan genoten.
De schrijver doceerde literatuur in Oxford en filosofie aan de Baskische Uiversiteit en is nu hoogleraar esthetica in Barcelona. 
Graag laat ik de Azúa zelf aan het woord. Enige passages smulwerk uit zijn boek. Ik citeer:
... Wij treden binnen in een universele geeuw; de zwakken zullen worden verpletterd, zoals altijd, maar een beetje meer dan altijd. De minder zwakken zullen, zoals altijd, worden gekneveld, maar een beetje meer dan altijd. Vandaag hebben we, zoals altijd, sterke mannen nodig en er kunnen geen sterke zonder zwakke zijn, zoals altijd. De oude kameraden zijn, aan handen en voeten gebonden, bij de verdeling aanwezig. De massa helpt mee met de verdeling, dankbaar voor de terugkeer van de bazen en de heren die in staat zijn de dingen op hun plaats te zetten. De rest staat sprakeloos wanneer ze constateert dat ze nog maar één vijand tegenover zich heeft: de vriend. De kaarten zijn weer verdeeld en de kosmos krabt een onbeduidende kriebel weg. (pag. 78/79)
... Want, laten we wel wezen, in dit duet van wolven en schapen is een redelijkheid die nooit helemaal verdwijnt: het arbeidsloon. Ik fantaseer dit, maar het is voor alle twee gunstig om hun positie niet te hoeven bevechten met het mes. Voor mij is dit verbazingwekkend; net als de betaling van de schulden aan de bankiers, toen de oorlog die zijn hadden gefinancierd, was afgelopen. Maar er zou geen beschaving zijn zonder bankiers. Zo is dit semicriminele of schavotrijpe leven louter bureaucratie. Het is allemaal pure kazerne; het depot stinkt naar de kazerne, het straalt het toonloze licht van de kazerne uit; de apathie en het verval en de vuiligheid en de latrines worden opgepept met obscene tekeningen. Dit hier is een centrum van walgelijkheid, net als de grote barakken, spoorwegstations, sacristieën, hangars... plaatsen waar plassen bloed met vier zwaaien kunnen worden opgedweild. Hier ligt het leven in coma. (pag. 142)
 
... Ik vind hem ondoorzichtiger en pedanter dan ooit, alleen heeft hij een nieuw ritueel dat dichter in de buurt komt van de Byzantijnse dienst dan bij die van de mandarijnen. De Heilige Vorm verbergt zich achter de kaars, en de priester met zijn sticharion, zijn epitrachelion, zijn epimanikion, zijn felonion en zij kamilafkion van zwarte wol en zwaar goudborduursel, suggereert, looft, insinueert als een marskramer van het transcendentale die achter het gordijn van zijn eigen gekrulde en met geurige olie ingewreven baard zit. (pag. 230)
... Vandaag zei hij, ik ben alleen geïnteresseerd in voorwerpen zonder karaat. Diamanten, bij voorbeeld, zijn afstotelijk; er zit een zelf opgelegde en zelfs bevredigende slaafsheid in ze. Mensen die diamanten verzamelen hebben een lichaam dat onderworpen is aan domme wetten, met een woestijnachtige regelmaat. En parels? Parels zijn belachelijk! Het soort vrouwen dat ze omhangt is volmaakt bolvormig. Amber, daarentegen, wat een raadsel! Het mismaakte, het misvormde, dat is hemels. En toen, na een geeuw, wees hij vaag in de richting van de nacht: sterren zijn grotesk, het enige aanvaardbare van de hemel zijn de wolken. (pag. 233)

Bronvermelding:
Félix de Azua: Dagboek van een vernederd man
vertaling uit het Spaans: Mariolein Sabarte Belacortu
Uitgeverij: Contact
1989