Afgelopen zondag was het weer dichtersmiddag bij Eijlders. Het lag allang in de lijn der verwachtingen dat ik met een van de dichters een Schubertvoordracht zou doen. De afsluiting van het dichtseizoen leek ons een geschikt moment.
Van tevoren hadden Jan Willem van Hamel en ik enigszins geoefend en besloten drie of vier liederen ten gehore te brengen.
Schubertiades zitten er bij mij ingeramd. Toen ik vier jaar oud was, leerde mijn vader me noten lezen. Ik was eerder met het notenschrift bekend dan met het alfabet. Kort daarop kreeg ik pianoles en op mijn zevende begeleidde ik mijn vader met Schubert, Mozart en allerlei klassiekers.
Noot voor noot maakten we ons de muziek vanaf het blad eigen. Van een opnameapparaat, bandrecorder of tapedeck hadden we nog nooit gehoord. Het was verbazingwekkend, me veel later realiserend, dat het hele repertoire er zo goed op maat en ritme inzat.
Mijn vader had voor mij een carrière in petto als concertpianiste of pianolerares. Naar het conservatorium zou ik gaan.
Iedere dag moest en zou ik een uur toonladders en etudes oefenen en na het avondeten werd mij min of meer bevolen aan de piano plaats te nemen om mijn vader met zijn sonore basbariton te begeleiden.
De piano stond bij ons thuis voor het raam en likkebaardend zag ik tijdens het spel mijn vriendjes op straat ravotten. Wat wilde ik daar graag bijzijn. Een corrigerende tik van mijn vader tegen mijn paardenstaart bracht mij weer bij de les en -schijnbaar- aandachtig volgde ik via het klavier zijn gezang.
Concertpianiste ben ik echter nooit geworden en pianospelen doe ik tegenwoordig sowieso niet zoveel behalve op verjaardagen. Met mijn familie rond de vleugel geschaard, kwelen we het repertoire van vroeger.
Bijzonder is dat je het pianospel nooit verleert. Net zoals fietsen en zwemmen. Een paar keer oefenen en het zit weer in de vingers.
J.W. en ik hadden afgesproken samen een eigen invulling te geven aan Schubert. We zouden het min of meer aan 'het toeval' overlaten.
Het eerste nummer vol weemoed en melancholie: 'Ihr Bild' uit 'Schwanengesang' tekst Heinrich Heine, zong en begeleidde ikzelf. Het lied eindigt in een tragedie: ...Auch meinen Thrähnen flossen mir von den Wangen herab. Und ach ich kann es nicht glauben dass ich dich verloren hab...
Na de dood van mijn vader kon ik de laatste regel niet meer met droge ogen uitzingen. Later, tijdens een onstuimige liefdesrelatie heb ik ooit samen met mijn uitverkorene de laatste zin veranderd in: ...Und ach ich kann es nicht glauben dass ich dich gefunden hab...
Vervolgens vertolkten we gezamenlijk 'der Tod und das Mädchen' uit 'Ausgewählte Lieder'.
J.W. zong 'Ungeduld' uit 'Die schöne Müllerin' -tekst Wilhelm Müller- met een geweldig elan. Bij het refrein:... Dein ist mein Herz, dein ist mein Herz, und soll es ewig ewig bleiben... nodigde hij het publiek uit om mee te zingen. Het was hilarisch, iedereen in de kroeg jubelde en juichte mee.
Tot slot 'Gute Nacht' uit de 'Winterreise' -evenzo tekst Wilhelm Müller-. We zouden kijken of het er van kwam en wisten dat er wat dissonanten inzaten maar die werden door J.W. slim en op eigen wijze ludiek opgevangen door improviserend ter plekke en tussen de bedrijven door Nederlandse tekst in te voegen. Het was een geweldige performance.
Prettig was de informele sfeer. Tekst kwijt of valse noot maakte niets uit. Iedereen was laaiend enthousiast. Zeker voor herhaling vatbaar. In september begint het dichtseizoen weer bij Eijlders.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten