Tot de dag van vandaag kom ik mezelf tegen als iemand die moeilijk kan kiezen. Dat gaat vaak om levenskwesties maar ook om trivialiteiten. Zoals een dagelijks terugkerend nachtritueel: poets ik eerst mijn tanden voor het slapen gaan of zal ik me uitkleden. Evenzo kan de volgorde van boodschappen doen lastig zijn. Een café uitzoeken valt ook al niet mee, zal het kroeg Alfa, Beta of Omega worden. Soms gooi ik kop of munt. Als munt gewonnen heeft, ga ik alsnog naar de verloren kop: als eerste.
In de tijd dat ik nog wel eS op reis ging, was het te hopen dat er niet meer dan één, hooguit twee hotels op m’n lijstje stonden. Als ik nummer één had gezien, wilde ik er van overtuigd zijn dat hotel twee niet beter zou zijn. Stel, je zou iets moeten missen! Als er in het verschrikkelijkste geval nog hotel drie, vier of vijf in de aanbieding waren, kon dat ontaarden in een regelrechte ramp. Mijn medereizigers werden wel eens goed gek van mijn besluiteloosheid.
Zo ook het restaurant fenomeen. Tafel voor het raam, nee daar zitten te veel mensen in de buurt, tafel rechts, nee de muziek te hard, tafel links... ehhe...
Voor mij is het leven een groot dilemma. Ik denk dat het in m’n genen zit.
Ik herinner me dat mijn vader op een mooie zondagse dag kon zeggen: Kom moeder, kom kind, we gaan vandaag langs de Amstel fietsen.
Nadat alle banden waren opgepompt -de fiets gebruikten we destijds alleen om tochtjes te maken- en de tas achterop gegespt, konden we eindelijk vertrekken. In de ene helft van de fietstas zaten belegde boterhammen, thee en allerlei lekkers. De andere helft was bestemd voor mijn vaders schildersspullen: palet, tekenschrift, penselen, doek, verf en een veld ezeltje. Schilderen was zijn grote passie.
We woonden toen aan de rand van Amsterdam in Oud-Zuid. Voordat we de straat uit waren begon mijn vader al te brullen: rechts af.
Maar dat was toch niet richting Amstel? Nou ja, dan maar de polder in...
Na een half uur fietsen zei vader nu maar eens naar een schilderachtig plekje uit te kijken van waaruit hij iets kon opzetten.
Goed idee. Ik wilde allang lekker rollebollen in het gras en paardenbloemen, boterbloemen, madeliefjes en vergeet-mij-nietjes plukken.
Op zo’n moment kreeg vader een wonderlijk zoekende blik in zijn ogen en speurde iedere graspol tot de einder af.
Vader, daar bij die molen, wees ik enthousiast.
Nee, er staat geen treurwilg bij.
Vader, hier bij deze oude boerderij.
Nee, want de koeien staan niet mooi in verhouding tot dat huis daar. Slechte compositie, bromde hij dan.
Gek werd ik ervan als kind. Als we aan het einde van de middag alweer de eerste huizen van de Zuidelijke Wandelweg in het vizier kregen, was de lol ervan af.
Vader mokkend omdat hij geen plekje was tegengekomen vandaag en nog geen penseel op het doek had kunnen zetten op z’n kostbare zondagmiddag.
Gelukkig waren we weer thuis en kon ik met mijn vriendjes buiten spoorzoekertje en diefje met verlos spelen.